Geachte aanwezigen
Sinds mijn aantreden in 2009 als gouverneur van deze provincie, nu al 6 jaar en evenveel redes geleden, stel ik vast dat er op die relatief korte tijd toch erg veel veranderd is. De context toen en deze van vandaag zijn bijna niet meer te vergelijken. De wereld rondom ons verandert snel, … zeer snel. Zekerheden zijn nog zeldzaam en binnen zowat alle sectoren en domeinen domineert een toenemende complexiteit. Als beleidsmaker wordt het steeds moeilijker om keuzes te maken en de juiste beslissingen te nemen.
Maar niet enkel de complexiteit werkt ontwrichtend ook de groeiende tegenstellingen in onze samenleving, die alsmaar scherper worden en soms zelfs zakken tot op een zeer bedenkelijk niveau van afgunst en onverdraagzaamheid, grijpen sterk in op ons handelen.
Niettemin blijven ook vandaag, de uitdagingen waarmee de wereld geconfronteerd wordt immens: de extreme honger en armoede, de klimaatveranderingen en de opwarming van de aarde, het internationaal terrorisme, sociaal-ecologisch correcte wereldhandel, geopolitieke stabiliteit, de vluchtelingencrisis - met wereldwijd 60 miljoen mensen op de vlucht, de vernieuwing en verduurzaming van de economie, ...
Te midden van deze turbulente wereld staat Limburg met haar eigen specifieke problematiek en haar eigen uitdagingen.
Limburg, onze provincie, die wij allen zo ter harte nemen, staat duidelijk voor levensgrote veranderingen, waarbij dàt wat wij uitdagingen noemen eigenlijk échte opportuniteiten vormen. Het gaat hier namelijk telkens om nieuwe ontwikkelingen die ons uitdagen … en de vraag is: hoe gaan wij daar mee om?
Om het in voetbaltermen te zeggen: kansen te over, nu nog de goals maken! Iedereen weet wat er gebeurt met ploegen die geen goals maken.
Vandaag wil ik de gelegenheid nemen, hier op dit spreekgestoelte, om even stil te staan bij deze cruciale vraag: "Hoe gaan wij om met deze opportuniteiten".
Geachte aanwezigen
Als een gouverneur een toespraak moet geven is het altijd zoeken naar een evenwicht. Een evenwicht tussen het verdedigen van de belangen van zijn provincie en zijn rol als federaal - en Vlaams regeringscommissaris. Dat mag dan telkens wel een moeilijk oefening blijken, de belangen en de uitdagingen waar Limburg voor staat zijn van die aard dat een gouverneur toch zijn verantwoordelijkheid moet nemen en de zaken benoemen zoals ze zijn.
Al de Limburgers verlangen en hebben recht op een mooie toekomst, niet alleen voor henzelf maar vooral voor hun kinderen en kleinkinderen en al de jonge mensen van morgen. Onze regio moet daarom verder kunnen ontwikkelen en de kansen die ze daardoor krijgt kunnen grijpen om duurzaam te groeien. Er staan voor mij heel wat ontwikkelingen in de steigers die vragen om een actief beleid. Een beleid met ambitie en daadkracht. Een beleid dat niet kiest voor een veilige status quo maar durft gaan voor risico en resultaten. En dit alles opdat wij op het einde van dit veranderingsproces het beeld - dat vooral anderen van ons maken en dat wij al te makkelijk overnemen - dat beeld van een kleine, bescheiden, soms naïeve, groene regio, gelegen aan de rand van Vlaanderen, nu eens eindelijk definitief achter ons kunnen laten.
Van al de uitdagingen waar wij voor staan wil ik er 6 met u bespreken
- Bestuurlijke organisatie
- Financiële mogelijkheden
- Economische toekomst
- Onderwijsproblematiek
- Demografische evolutie
- Limburgse eigenheid
(onze) Bestuurlijke organisatie
Bij de laatste, 6de staatshervorming hebben de deelstaten opnieuw meer bevoegdheden gekregen. Dat is een volkomen legitiem proces waarbij de gewesten zich versterken en meer verantwoordelijkheid en autonomie krijgen.
Voor Vlaanderen is het, logisch, dat dit proces de hefboom betekent voor een doorgedreven centralisering. Als men meer bevoegdheden krijgt wil men deze verantwoordelijkheid natuurlijk niet langer meer delen met anderen. Het is momenteel nog onduidelijk of door de druk vanuit de centrumsteden, in bijzonder hun vraag om meer bevoegdheden, dit ons straks zal leiden naar het "Vlaanderen van de steden".
Wat wel duidelijk is dat binnen dit Vlaanderen de rol van de provinciale besturen kleiner wordt en misschien straks zelfs zal ophouden te bestaan.
Dit heeft natuurlijk belangrijke gevolgen voor Limburg waar het provinciaal niveau altijd al een belangrijke, zelfs een cruciale, rol heeft gespeeld, niet alleen omwille van eigen initiatieven maar vooral om de hiaten in het Belgische/Vlaamse beleid op te vangen en dit vooral binnen de sectoren: onderwijs, cultuur, welzijn, maar evenzo in economische dossiers.
En misschien nog belangrijker omdat het provinciaal niveau decennia lang als bindmiddel voor de politiek heeft gefungeerd. De plaats bij uitstek zeg maar, waar de Limburgse politiek zich vond, maar ook hét beleidsniveau waar gemeenten overstijgende problemen konden worden besproken en aangepakt, en dit op alle domeinen.
Hoe gaat Limburg dit opvangen? Volgens mijn bescheiden mening en deze van vele andere Limburgers, die mij daar over aanspreken, is dat wel nodig.
Gaan er nieuwe structuren ontstaan?
Zoals Stad Limburg. Een concept van meer stedelijkheid, samenwerking en samenhang, dat van onderuit moet groeien en waarin ik veel kracht en potentie zie. Denken in concepten van stedelijkheid en samenwerking kan op heel wat essentiële vragen van morgen een nuttig antwoord geven. Het bewustvormingproces van Stad Limburg is echter nog te vers en het zal vast nog wel een tijd duren.
Nochtans zijn er al goede voorbeelden van samenwerking ons bekend, binnen de ziekenhuissector ("Hospilim"), de fusies van politiezones en de samenwerking van de brandweerzones. Telkens unieke modellen die als voorbeeld kunnen dienen.
Of wordt gekozen voor de versterking van de as Hasselt - Genk , de zogenaamde Bi-pool. Meermaals voorgesteld als een mogelijke trekker voor de provincie maar tot vandaag nog te beperkt qua slagkracht en bovenal een model waarvoor het draagvlak in Limburg nog steeds zo goed als onbestaand is.
Dreigt de provincie dan uit elkaar te vallen?
In 44 gemeenten, waarvan meer dan de helft kleiner dan 20.000 inwoners, hebben elk afzonderlijk veel te weinig kracht om hun stem in Brussel te laten wegen.
Of in 5 of 6 delen: Haspengouw met bijvoorbeeld Sint-Truiden als middelpunt, het Maasland en een deel van Zuid-Limburg dat zich gaat richten op Maastricht, in Noord-Limburg dat in de invloedsfeer van Eindhoven geraakt en in een "nieuwe" regio die verbonden raakt met de Antwerpse Noorderkempen. En tenslotte het regionaal stedelijk gebied Hasselt-Genk in het midden en West-Limburg dat helemaal in de invloedssfeer van de regio rond Leuven valt?
Of moeten er anders toch versneld nieuwe fusies van gemeenten komen? Ik wil hier geen voorafnames doen, maar ben wel overtuigd dat verregaande samenwerking nodig is; in elk geval is er hier dringend nood aan schaalvergroting, niet alleen om de bestuurskracht te versterken maar straks ook om de noodzakelijke dienstverlening overeind te houden.
Welk scenario ons ook wacht, Limburg zal zich moeten organiseren om haar stem in Brussel luid genoeg te laten klinken.
Limburg zal meer dan ooit nood hebben aan politici die kunnen denken en handelen in "het belang van Limburg". Aan burgemeesters die collectief denken en ruimer en verder kunnen en willen handelen dan alleen maar in het belang van hun eigen stad of gemeente.
De Limburgse politici in het Vlaams en federaal parlement moeten, zonder schroom, meer aandacht hebben en harder - en als één - durven pleiten voor de belangen van onze provincie. Denkt u dat politieke vertegenwoordigers uit Antwerpen, Oost en West Vlaanderen en Vlaams Brabant niet opkomen voor de belangen van hun regio?
Wij moeten in elk geval meer doen en als regio zelf het voortouw nemen en aan Vlaanderen tonen wat kan. Een Limburgs model aanbieden. Niet afwachten maar zelf handelen.
(onze) Financiële middelen
Het inkrimpen van de provincie heeft natuurlijk ook financiële gevolgen: al in de vorige eeuw compenseerde het provinciebestuur het ontbreken van federale initiatieven op bijvoorbeeld het vlak van onderwijs door eigen scholen op te richten. De uitbreiding van de UHasselt is er alleen maar kunnen komen door Limburgse middelen, met name "de dividenden" die LRM verdient met het geld dat er gekomen is door het sluiten van de Limburgse mijnen, die via de Stichting LSM (Limburg Sterk Merk) naar de prefinanciering en de infrastructuur van de nieuwe richtingen Rechten en Handelswetenschappen zijn gegaan. Onderwijs, cultuur, musea, economische projecten zoals bijvoorbeeld Bioville, maar recent ook de initiatieven in het kader van Bike Valley, met onder meer de "windtunnel" zijn gefinancierd met provinciale middelen.
Limburg kon op diverse manieren zelf over eigen middelen beschikken om te investeren in wat nodig is en was voor de ontwikkeling van onze provincie.
Het zal een uitdaging zijn om in de toekomst de Vlaamse overheid te overtuigen dat zij - als straks de middelen waarover de provincie beschikt verminderen en afhankelijk wordt van Vlaamse dotaties en LSM, zoals voorzien in 2019 op houdt te bestaan, dezelfde bedragen zal blijven investeren in onze provincie.
Vandaag ligt er bijvoorbeeld een dossier kunst en cultuur op tafel. Vlaanderen, en de bevoegde minister, kunnen hier al bewijzen dat ze het goed voor hebben met Limburg. Want wat Vlaanderen vandaag voor de professionele kunsten binnen het kunstendecreet doet voor Limburg is schrijnend. 92 % van de subsidies gaat naar de provincies Antwerpen, Oost- en West-Vlaanderen en amper 8 % gaat naar Vlaams Brabant (uitgezonderd Brussel) en Limburg. Dat betekent dat onze provincie met meer dan 13 % van de Vlamingen slechts 3,3 % van de middelen krijgt.
Niets belet ons echter om nu al proactief te zijn en een eigen financieringsmechanisme op te zetten bijvoorbeeld via de Limburgse gemeenten een soort van Limburgfonds 3.0 oprichten?
Met een bijdrage van bijvoorbeeld 10,00 euro per inwoner, zullen we jaarlijks minstens 8,5 miljoen euro te besteden hebben aan Limburgse toekomstprojecten. Maar dat vraagt telkens weer het inzicht en de aanvaarding van de lokale beleidsmensen dat de wereld en de noden groter zijn dan de eigen stad of gemeente.
Een andere piste om onze financiële noden in te vullen is een doorgedreven en stelselmatige prospectie van de financiële ondersteuningsmogelijkheden en de diverse programma’s van tal van Europese fondsen. Maar evengoed en vernieuwend is het ontwikkelen van een methodiek om middelen te betrekken vanuit de private sector of om samenwerkingen op te zetten met private investeringsfondsen. En waarom niet durven enkele taboes te doorbreken en trachten de grote hoeveelheden immobiele spaargelden vrij te maken voor publieke investeringen?
(onze) Economische toekomst
De sluiting van Ford en het daaropvolgende SALK-rapport hebben ons toch enigszins wakker geschud. Gelukkig maar. Naar mijn bescheiden mening waren we te zelfgenoegzaam bezig, te weinig beseffend ook hoe groot de uitdagingen van de globalisering en de daaraan gekoppelde concurrentie eigenlijk wel zijn. Te weinig beseffend ook dat deze sluiting de veruiterlijking is van een fundamentele verandering in de economie. Veranderingen in de manier van werken van industriële bedrijven, veranderingen ook op de afzetmarkten.
Een aantal bedrijven in Limburg mag dan al zeer goed bezig zijn, over het algemeen kent onze economie nog te weinig ondernemerschap, nog te weinig innovatie en nog te weinig internationale focus.
Ik kan met genoegen vaststellen dat het SALK-actieprogramma een beweging op gang gebracht heeft waar ik het gevoel van heb dat deze beweging duurzaam is. Ik reken er daarom ook op dat SALK 2.0, een project dat de provincie samen met Vlaamse, Limburgse en Europese middelen wil opzetten en dat de SALK acties verder moet uitdiepen tot duurzame resultaten zal leiden en ons als regio meteen sterker maakt, weerbaarder, concurrentiëler, creatiever, meer innoverend en internationaler.
Als het gaat om het "stimuleren van ondernemerschap" wil ik u hier graag het "LimburgStartUp" initiatief aankondigen. Dat momenteel in uitwerking is en dat nieuwe starters moet zoeken, aanmoedigen, steunen en begeleiden. Dit initiatief draagt voor mij alles in zich om Limburg straks een nieuwe dynamiek en een uniek profiel te geven als "startersregio" bij uitstek.
De transitie van de traditionele bedrijven, de integratie van de FRIS methodiek, het werken in en met incubatoren, gerichtere opleidingen en vooral een andere mentaliteit worden de dragers van de noodzakelijke kanteling waar wij voor staan. Onze economie moet een kwalitatieve sprong voorwaarts maken. Wij zijn daar allemaal mede verantwoordelijk voor.
Het is daarom noodzakelijk dat vandaag meer dan ooit er een goede samenwerking bestaat tussen ondernemers en hun vertegenwoordigers, de andere economische actoren als POM en LRM, het onderwijs en de verschillende bestuursniveaus.
Het is daarom wenselijk dat het ondernemersplatform, onder het voorzitterschap van Urbain Vandeurzen, en met al zijn partners, waarin alle Limburgse bedrijven zijn vertegenwoordigd, zich blijven "smijten" en gericht blijven inzetten op het versterken van het ondernemerschap, de economische slagkracht van de regio en op acquisitie. Op business relevante innovatie, op transformatie gericht op groei en export, op "slimme maakindustrie" ("wij zullen weer meer dingen moeten maken") en op sectoren als logistiek, bouw, vrije tijd, zorg, … maar eveneens op moderne landbouw.
Deze laatste sector met groenten en fruit verdient zeker meer dan onze aandacht!
Het enige wat ons nog kan parten spelen is het enge "kokerdenken" en daarmee bedoel ik, het alleen maar denken en handelen in het belang van de eigen organisatie. Dit is volledig uit de tijd en zeer nadelig voor Limburg en nefast voor het succesvol doorlopen van het ingezette transitieproces.
Wie vandaag economie zegt, zegt tegelijk mobiliteit. Wie vandaag aan economische groei denkt kan niet voorbij aan duurzaamheid en ecologische principes. Zeker in Limburg staat economische groei in een gezond evenwicht met ecologie, "Growing clean and green".
Er mag geen natuur in Limburg verloren gaan. Dat is duidelijk. En als er een boom verdwijnt moeten er twee voor in de plaats komen. Maar Limburg mag niet eindigen als natuurreservaat. Onze kleinkinderen moeten hier ook nog een job kunnen vinden, kunnen wonen en werken en niet enkel op vakantie komen. Extreme standpunten zijn niet leefbaar. Niet in de economie en niet in de ecologie. Er is zelfs geen reden toe want van de 88.000 ha natuur en bos die Vlaanderen telt ligt het grootste aandeel, bijna 36.000 ha, in Limburg.
Als destijds het Nationaal Park het levenslicht zag is dat ook vooral het resultaat van evenwichtige afspraken en dialoog. Waarom kan dit vandaag ook niet voor bijvoorbeeld de Noord-Zuid?
Ik wil hier een suggestie doen om opnieuw de dialoog te starten!
Vandaag dreigen wij immers gegijzeld te worden door "de macht van de klacht" en lopen we het gevaar in een omgekeerde democratie terecht te komen waarbij een enkeling kan beslissen over de toekomst van een hele regio. Het kan toch niet de bedoeling zijn van de wetgever om door de veelheid en complexiteit van wetten, verordeningen en richtlijnen de samenleving in een "stand- stil" te brengen waarbij elke maatschappelijke ontwikkeling uiteindelijk voorwerp wordt van een beslissing van één of andere rechtbank.
Ik herhaal het daarom met aandrang. Laat ons uit de loopgraven komen en opnieuw de dialoog aangaan.
(ons) Onderwijs
Hier ligt mogelijk wel dé maatschappelijke uitdaging voor onze provincie en tegelijk ook de grootste opportuniteit.
Het SALK rapport gaf haarfijn aan waar de knelpunten liggen.
De ongekwalificeerde uitstroom terugdringen. De aanpak van het gebrek aan kennis van de Nederlandse taal. Meer Limburgse jongeren motiveren voor een technische opleiding. Acties inzake opleiding, vorming en arbeidsmarktregulering laten aansluiten bij de behoeften. Limburgse talent beter opleiden door toonaangevend hoger en universitair onderwijs.
De afgelopen jaren daalt immers het aantal leerlingen in het technisch onderwijs en meer specifiek in de nijverheidstechnische richtingen zienderogen. Dit zijn nochtans nét de profielen waar grote vraag naar is op de arbeidsmarkt. De aansluiting met de arbeidsmarkt verloopt in Limburg ook minder goed. Het tewerkstellingsaanbod ligt weliswaar lager maar een goede studieoriëntering is ook van belang aangezien een aantal studierichtingen die weinig of onvoldoende perspectief bieden op de arbeidsmarkt nog steeds in trek blijven.
Over het algemeen ligt de doorstroming naar het hoger onderwijs voor Limburg rond het Vlaams gemiddelde. Limburg telt in verhouding wel meer professionele bachelors, maar dan wel weer minder masters. En tot slot - en ik wil het graag herhalen omdat het zo belangrijk is - vormt de kennis van de Nederlandse taal - beter gezegd het gebrek aan kennis - de achillespees in vele van onze gemeenten, in bijzonder de 13 geselecteerde gemeenten (….) binnen het project "Kind en Taal".
Met andere woorden, je kunt het onderwijsprobleem niet oplossen zonder de sociaal - economische factoren en de (kans)armoede tegelijkertijd aan te pakken want de problemen zijn met elkaar vervlochten. Zo kan je de allochtonen gemeenschappen enkel motiveren aandacht te hebben voor de schoolse activiteiten wanneer ze het gevoel hebben dat ze er echt bij horen. Zo kan je de kinderen in school pas echt iets leren als ze geen honger hebben.
De uitdaging is de problemen die er zijn gericht, geïntegreerd en gecoördineerd aan te pakken en een voorbeeld te worden voor Vlaanderen.
Er zijn vandaag al een aantal goeie initiatieven lopende in de provincie. Binnen het SALK kennen we het provinciale initiatief dat ondersteuning geeft aan onderwijsflankerende taalprojecten en is er het door de Vlaamse overheid gesteunde project "Kind en Taal". Het zal zaak zijn deze projecten waar nodig verder te financieren, te verbreden en te verdiepen.
Maar niet alleen het onderwijs heeft hier een opdracht en kan dit oplossen. Heel de samenleving wordt bevraagd en is verantwoordelijk. Ook steden en gemeenten zouden een onderwijsplan moeten hebben om de lokale problemen aan te pakken. Maar ook grote organisaties, werkgevers, mutualiteiten, vakbonden en anderen mogen niet langs de kant blijven staan en kunnen eveneens initiatieven nemen.
Laat ons niet in de val trappen dat uiteindelijk omdat iedereen verantwoordelijkheid draagt, straks niemand zijn verantwoordelijkheid neemt. Daarvoor is dit thema veel te belangrijk.
De demografische uitdaging
De demografische karakteristieken van onze provincie wijzen toch op een aantal niet onbelangrijke knelpunten. Ik neem er voor mij de twee belangrijkste uit omdat deze in de toekomst het sterkst onze regio dreigen te impacteren.
Zo worden er alsmaar meer kinderen geboren in kansarme gezinnen
- 11,48 % of iets meer dan 1 op 9 geboorten is kansarm in Limburg (11,07 % in Vlaanderen)
- in Vlaanderen neemt weliswaar het percentage geboorten in kansarme gezinnen in de periode 2010-2014 sterker toe dan in Limburg tot 11,07 %, maar dit ligt nog altijd iets lager dan in Limburg
- Genk (22,5 %), Maasmechelen (21,8 %) Heusden-Zolder (21,5 %), Leopoldsburg (17,9 %), Hechtel-Eksel (15,4 %), Houthalen-Helchteren (15,3 %), Beringen (14,2 %), Lommel (12,1 %), Sint-Truiden (13,6 %) hebben een cijfer dat hoger ligt dan het gemiddelde.
De onderkant van onze samenleving dreigt - zeker in deze concentratiepolen - los te scheuren. Zonder diploma, zonder job, zonder toekomst? Een provincie die zich wil uitroepen tot hoogkwalitatieve regio moet er minstens naar streven om (kans)armoede te verbannen.
Daarnaast wil ik uw waakzaamheid vragen over het feit dat teveel Limburgse jongeren wegtrekken uit onze provincie. Ik deed dit ook al de voorgaande jaren. Als we over de periode 2000-2014 voor de 10 grootste Limburgse steden en gemeenten de evolutie van de bevolkingsgroei bekijken, is Hasselt de énige stad waar zowel het aantal jongeren (+ 2,2 %) als het aantal jonge gezinnen stijgt (+ 5,4 %). Beringen kent ook nog wel een stijging van de jonge gezinnen (+ 5,9 %). Maar de overige steden en gemeenten zien stuk voor stuk jongeren en jonge gezinnen wegtrekken. En de verliezen zijn niet gering en gaan soms tot boven de 20 %.
Jongeren en jonge gezinnen trekken dus vooral weg uit Limburg. Als we buiten de provincie kijken naar de Vlaamse centrumsteden dan zien we daar toch een opmerkelijke stijging van hun jongerenbevolking. En in steden zoals Gent (+ 16,7 %), Leuven (+ 9,1 %), Mechelen (+ 9,8 %) en de Antwerpse agglomeratie (+ 26,4 %) neemt ook het aantal jonge gezinnen fors toe.
Als de meest getalenteerde, de meest ambitieuze en de meest productieve jongeren wegtrekken uit de gemeentes en uit de provincie dan dreigt snel een neerwaartse spiraal. Samen met de oprukkende vergrijzing dreigt zo in tal van gemeenten een sluipend "krimp-scenario". Deze "krimp" leidt niet alleen op termijn tot ontvolking en ontgroening maar neemt ook stilaan vitale onderdelen en voorzieningen weg die een gemeenschap nodig heeft om te kunnen functioneren. Wat op zich dan weer aanleiding geeft tot verdere leegloop. Deze negatieve tendens moeten wij keren.
Dit vraagt om een actief beleid van stedelijkheid en samenwerking. Van verbondenheid en samenhang. Dit vraagt om een bovenlokale agenda die er voor zorgt dat straks jonge mensen hier nog willen ( blijven) wonen en investeren in een regio met een "cultureel verhaal", met een sterke sociale cohesie en met een stevig imago, ook internationaal. Een regio bovendien met een uitstekende en gevarieerde mobiliteit, met innoverende netwerken in diverse sectoren en levensdomeinen en hoogwaardige kennis- en onderwijsinstellingen. Het is meer dan een ambitie dit te willen, het is een noodzaak.
Tot slot ...
De "Limburgse eigenheid"
Logisch toch dat de gouverneur van Limburg dat stelt. Recent nog las ik in de krantencommentaren dat er maar één echte provincie is en dat dat Limburg is.
De commentatoren hebben dan ook overschot van gelijk: het Limburggevoel bestaat echt, laat daar alvast geen twijfel over bestaan. Als men straks verder puzzelt aan de staatshuishoudkunde zal men toch, op één of andere manier, moeten rekening houden met deze realiteit.
Alleen hebben wij er nog altijd een beetje moeite mee om dit Limburggevoel voluit te tonen. In sommige situaties zijn wij zelfs te weinig trots, zelfs een beetje beschaamd, om Limburger te zijn. Nog steeds.
Wij denken ook nog altijd dat we als "Limburger" te provincialistisch denken en handelen en dat anderen ons daar op kunnen pakken. Nochtans weten wij goed genoeg dat de wereld ons werkterrein is, dat onze actieve inbreng in de euregio veel betekent en dat wij het Limburggevoel in die context moeten zien en moeten koesteren als een belangrijk instrument. Andere provincies en steden doen net hetzelfde.
In Nederlands Limburg daarentegen is het wel anders gesteld en kennen ze die terughoudendheid niet. Daar zie je veel meer uitgesproken fiere Limburgers. De Limburgse symbolen, de vlag, het instituut provincie, de gestelde lichamen worden daar met veel égards behandeld.
Is het omdat wij hier worstelen met een identiteitscrisis? Zijn wij Limburger, Vlaming, Belg of Europeaan?
Voor mij is het perfect mogelijk en is er helemaal niets mis mee om zich terzelfdertijd Limburger en Vlaming, Limburger en Belg, … te voelen. Beiden moeten niet mekaars tegengestelde zijn of met elkaar botsen. Wel integendeel. Het feit dat men opkomt voor de belangen van Limburg betekent niet dat men daardoor een slechte Vlaming zou zijn, of omgekeerd.
Of heeft het eerder te maken met onze "dubbelzinnige" relatie met Vlaanderen? De Vlaamse overheid en de Vlaamse politici - van alle strekkingen - en de Vlaamse instellingen moeten aanvaarden dat Limburg niet herleid kan worden tot louter een wingewest van Leuven of Antwerpen. Dat de universiteit Hasselt constant wordt geminoriseerd of recent nog dat onze regionale omroep Radio 2 dreigt te worden afgeschaft. Limburg wil niet voortdurend op haar hoede moeten zijn omdat men ons zaken wil afpakken of dat men weigert om gemaakte afspraken correct op te volgen en te honoreren.
Wij hebben veel respect voor de KUL, haar rector, haar medewerkers en studenten. Wij erkennen dat de haven van Antwerpen belangrijk is voor de economische groei en ontwikkeling van Vlaanderen en gans België.
Maar, en ik herhaal het met nadruk, wij willen niet als wingewest van Leuven of - zoals de volksmond dat zegt - als parking van Antwerpen eindigen.
Langs de andere kant moet Limburg ook wel beseffen dat de vanzelfsprekende steun vanuit Vlaanderen niet vanzelfsprekend is en dat wij zelf ook - op alle vlakken - méér inspanningen zullen moeten doen.
Beste Limburgers
Zonder klef te willen klinken betekent voor allen hier aanwezige Limburgers, het Limburgs samenhorigheidsgevoel nog steeds erg veel … en voelt iedereen zich aangesproken wanneer men erover begint. Neem het van mij aan: dat "Limburggevoel" is absoluut noodzakelijk niet alleen voor "ons" goed gevoel maar ook om de welvaart in onze provincie te behouden en te versterken.
Dit identiteitsbesef kan zelfs wervend zijn en tegelijk de motor van de transitie die de provincie vandaag doormaakt. Want als we terug kijken in onze geschiedenis dan is transitie zo een beetje onze traditie.
Daarom mag onze "eigen volksaard" van warme , gastvrije, vriendelijke maar ook hardwerkende mensen niet verloren gaan in nieuwe staatsstructuren.
Een kleiner en afgeslankt provinciebestuur betekent niet dat wij niet kunnen verder bouwen aan onze Limburgse identiteit. Mijn betoog bewijst het tegendeel.
Meer Limburg! Daarvoor moeten we blijven ijveren zonder, ik herhaal, te provincialistisch te denken.
Meer Limburg! gaat ons helpen om onze problemen effectief aan te pakken.
Er is immers niets mis met onze Limburgse ambitie en daadkracht om morgen een "moderne" regio te willen zijn, die de concurrentie op alle domeinen aan kan!
Geachte aanwezigen, ik wil besluiten ...
Alle Limburgse actoren en iedereen die in onze provincie verantwoordelijkheid draagt, roep ik op om nog meer ambitie en daadkracht te tonen en onverdeeld aan de Limburgse kar trekken.
Door voorop te durven lopen in de transitie naar een nieuwe en duurzame economie. Door slim te investeren in moderne mobiliteit, nieuwe energie en high technologie. Door voluit in te zetten op de bronnen van duurzame groei en vooruitgang: met name sterk onderwijs, onderzoek en innovatie. Door creatieve oplossingen en/of nieuwe financieringsmogelijkheden op te sporen en aan te reiken. Door innoverende interacties aan te gaan met andere sectoren, starters alle kansen te geven en connecties te maken, ook over de grens. Door vooruit te denken, actief samen te werken en zo strategisch te bouwen aan de welvaart van morgen.
Ik ben ervan overtuigd dat wij zo, samen, onze toekomst zelf kunnen maken!
Herman Reynders, gouverneur
29 oktober 2015